Huisarts Hugo Maathuis over zijn meerwaarde
“Je laten vallen en hopen dat iemand je opvangt”
Najaar 2019. Trillend gevoel aan mijn linkerpols: “Uw iWatch heeft atriumfibrilleren geconstateerd”. Dat lijkt me sterk. Bij mij, jonge vent, fit, dat kan toch bijna niet? Niet te vertrouwen die dingen. Paniekzaaiers zijn het bij Apple. Toch maar eens zelf aan mijn pols gevoeld; niet snel maar ook niet regelmatig. En ook wat kortademig bij het fietsen en traplopen. Door naar mijn eigen praktijk voor een ECG. En inderdaad: atriumfibrilleren. Nóg een ECG gemaakt. Wéér atriumfibrilleren. Dus toch.
De echo’s, radioactieve scans, MRI’s en CT’s volgen elkaar in hoog tempo op. Ik volg het proces zoals ik dat ook in mijn co-schappen deed. Geïnteresseerd, verbaasd over de prachtige techniek en fraaie plaatjes, maar nu nauwelijks beseffend dat het over mijn eigen lijf gaat. Over mijn leven feitelijk. Mijn eigen huisarts helpt me orde te scheppen. Wat is er nu precies aan de hand, waar zit het en wat gaan ze doen?
Als enkele weken later twee thoraxchirurgen met ernstige gezichten aan het voeteneind van mijn Radboud-bedje staan, vraag ik hen of ze vertrouwen hebben in de operatie. Ze zien het zitten. Of ze het probleem volledig kunnen oplossen, beloven ze niet. Maar dat ze me door deze operatie heenkrijgen staat vast. Ik vertrouw ze volledig. Wat kan ik ook anders? Zoals een goede vriend in die dagen tegen me zegt: “Je moet je maar laten vallen en hopen dat iemand je opvangt”. En zo gebeurt het.
Bij binnenkomst op de OK zie ik links tegen de muur een hartlongmachine staan van een type waarmee ik zelf onderzoek heb gedaan. Toen was het experimenteel. Nu ben ik zelf aan de beurt. Ik weet van de risico’s, van de mogelijke gevolgen. Maar ik heb geen keus en wel veel vertrouwen. Eenmaal wakker op de IC weet ik in ieder geval dat de thoraxchirurgen gelijk hadden: ik ben door de operatie heen gekomen. Binnen een week ben ik weer thuis, ongelooflijk snel eigenlijk en in redelijk goede toestand.
Daarna begint het revalideren en het lange wachten op de uitslagen. Mijn thoraxchirurg belt iedere week. Hij is zó betrokken. Niet dat hij veel nieuws heeft. De eerste weken belt hij vooral om te vertellen dat de weefseluitslagen nog niet bekend zijn. Dat ze weer zijn doorgestuurd naar een ander centrum en uiteindelijk zelfs naar een ander land. En dan komt uiteindelijk het goede bericht: er is geen aanvullende behandeling nodig. Het is nu een kwestie van afwachten, onder controle blijven en vertrouwen houden in de goede afloop.
Inmiddels twee jaar verder kan ik zeggen dat deze ervaringen mij geholpen hebben. Het gaat te ver om te zeggen dat ik het niet had willen missen. Er zitten echter zo vreselijk veel (levens)lessen in, dat ik oprecht dankbaar ben dat ik het heb meegemaakt én dat ik het kan na vertellen. Ook voor mijn werk als huisarts ervaar ik het als een verrijking. Ik kan beter aansluiten bij patiënten die wachten op spannende uitslagen, die voor een grote operatie of behandeling staan, die worstelen met de onzekerheid en de impact van de ziekte op zichzelf en op hun gezin.
Over vallen, opgevangen worden en weer opstaan gesproken…